John van Zuijlen.nl

Mijn leerlingen over journalisten

Hoe kijken vmbo-leerlingen tegen journalisten aan? Het afgelopen examen geschiedenis van de theoretische leerweg, zeg maar van de mavo, biedt een interessant inkijkje in de denkwereld van deze leerlingen. Ik klap eens uit de school.

In opgave 3 doet een protestantse journalist verslag van een socialistische protestbijeenkomst in 1896. De journalist beschrijft ‘walgelijke situaties’ en zet de protesterende socialisten weg als ‘agressievelingen’ en ‘vechtersbazen’. De vraag luidt vervolgens of het hier gaat om een betrouwbaar verslag, bruikbaar voor een onderzoek naar socialistische bijeenkomsten? Het is maar net hoe je het bekijkt maar veel vmbo-leerlingen schrijven: ‘Het staat in de krant dus het is waar’. En ook: ‘Het is door een journalist geschreven, dus het klopt’. De mooiste is: ‘Het verslag is betrouwbaar want journalisten spreken meestal de waarheid’. Dat woordje meestal is weliswaar een veilige relativering, maar toch. Er zijn leerlingen die minder vertrouwen in de verslaggevers hebben. Eén schrijft: ‘Het staat in de krant en dan zou het wel eens waar kunnen zijn. Het is vast niet allemaal gelogen’. Een medeleerling die daarentegen niets opheeft met journalistieke ethiek formuleert stelliger: ‘Onbetrouwbaar! Want het is geschreven door een journalist, en die zou de situatie verzonnen kunnen hebben’.

Vertrouwen in de journalistiek is mooi maar verdient de journalistiek dat ook? Zelfs in de brave krant De Stad Oss werden journalisten geportretteerd als ‘helden van het sleutelgat’, die stiekem gluren, afluisteren, informatie jatten en ambtenaren omkopen (1923). Was het zo erg met die ‘blinde nieuwtjesjacht’ in het verzuilde Oss van voor de Tweede Wereldoorlog? Een hele serie paters, kapelaans, pastoors, brave schoolmeesters en andere ‘goede katholieken’ deden er alles aan om het vertrouwen te winnen van de lezers in Oss en omgeving. Laten we de periode van oprichter Jan Acket, die de krant runde als een eenmansbedrijf even buiten beschouwing en bekijken we welke paters Karmelieten vervolgens in de periode 1919-1940 de Osse journalistieke kar hebben getrokken. Eerst was dat hoofdredacteur Titus Brandsma (1919-1923), vervolgens pater Angelinus Koenders (1923), pater Marcus van Haaren (1924-1931) en tenslotte pater Gerardus Wuisman (1931-1940). Zij bewaakten de katholieke koers van de krant. Dat betekende vooral aandacht voor katholiek nieuws en achtergronden. De geestelijkheid kreeg ruim baan, de bisschops wil was wet en de paus al bij leven heilig. Protestanten en liberalen werden zoveel mogelijk doodgezwegen maar socialisten, pleitbezorgers van geboortebeperking en stakers werd hel en verdoemenis toegewenst.

Examenvraagje: wat kun je verwachten van De Stad Oss in een verslag over de gemeenteraadsverkiezingen van 1923? Het was de eerste keer dat vrouwen voor de gemeenteraad mochten stemmen. Het werd meteen een rommeltje. Dat lag niet aan de vrouwen maar aan de katholieke verdeeldheid en de werkloosheid die maakten dat er in dat jaar voor het eerst een socialist in de gemeenteraad kwam. Dat was J.H. van Londen; hij kreeg 259 stemmen. Dat sloeg in als een bom. De krant: ‘Zijn er zoveel rooien in Oss?’ Hoe konden die nou op een ‘onkruidpartij’ als de SDAP stemmen? Onwetendheid natuurlijk, luidde de redactionele analyse. De krant had nog wel zo vaak stelling genomen tegen het onredelijk geschreeuw om loonsverhoging en tegen het ‘stakingsbacil’ van de metselaars bij Zwanenberg (1920). De stellingname was zo duidelijk dat geen examenkandidaat van het vmbo die over het hoofd zal zien.