John van Zuijlen.nl

Lithse wielersport in de 19e eeuw – De sportieve elite van Lith

De jubilerende Lithse Revue die gisteren [15 nov. 1996] de première beleefde van zijn nieuwste productie, heeft zich deze keer toepasselijk laten inspireren door de geschiedenis. Dat past bij wel bij een jubileum en bovendien misstaat het niet in een plaats met zoveel historie dat Anton Coolen er in 1934 dichterlijk over schreef dat het dorp ‘oud is als de tijd’. 

De Lithse Revue liet in haar jongste productie niet veel historische gebeurtenissen onaangeroerd maar de voortrekkersrol van Lith op wielergebied werd over het hoofd gezien. Dat was mogelijk anders geweest als die oude wielerpioniers in de jaren tachtig van de vorige eeuw hun voortrekkersrol hadden vervuld op bak- of transportfietsen. Maar de ‘snelheidsduivels’ van weleer reden nog niet eens op fietsen met een hoog voorwiel en klein achterwiel. Dus wat was er aan hen zo bijzonder?
De Lithse wielrenners die in 1888 de Lithsche Wielrijders Club (LWC) oprichtte bewogen zich voort op fietsen met twee gelijke wielen. ‘Lage fietsen’ werden deze ‘machines’ wel genoemd. In advertenties werden ze geprezen om hun elegante uiterlijk en hun sterke frame. Deze ‘lichtlopende veiligheidsfietsen’ (doortrappertjes met één handrem) waren van een degelijk ‘Hollandsch fabrikaat’ en betrekkelijk ‘goedkoop’, maar altijd nog zo’n 160 gulden.

Bij de tijd
In 1889 beleefde deze fietsen in de wielersport hun doorbraak en verdrongen zij langzaam de ‘pas’ in 1880 uitgevonden ‘hoge bi’. Dat de leden van de Lithse wielerclub in die jaren reden op ‘lage fietsen’, was dus uiterst bijzonder en zeer bij de tijd. Maar alleen al het gegeven dat er in Lith in 1888 een ‘Wielrijders Club’ was, een die ook nog wedstrijden organiseerde, geeft het dorp een vooraanstaande plaats in de sportgeschiedenis.
De zonen van notaris Frijlinck en bierbrouwer Van Mourik en hun kameraden waren er inderdaad vroeg bij. Alleen in Den Bosch en Nijmegen waren pas wielerclubs en in Oss waren de jongens van Jurgens misschien reeds heel geïnteresseerd in het wielrennen maar hun club ‘Wij Willen Wielen’ werd pas opgericht in 1897. Toen hadden de Lithse wielerenthousiasten er al heel wat wedstrijdjes opzitten.

Positieve berichten
In november 1888 organiseerde LWC zijn eerste ‘criterium’. Daarvoor was een parcours over grindwegen uitgezet van 19 kilometer. Deze afstand werd echter niet door alle deelnemers gereden omdat die bestonden uit verschillende categoriën met verschillende capaciteiten: van nieuwelingen tot senioren. De maximale afstand was bovendien slechts 15 kilometer zodat er van ‘rondjes rijden’ geen sprake was.
De eerste wedstrijden waren goed verlopen en over de Lithse ‘wielerbaan’ alsmede over de organisatie deden positieve berichten de ronde. Vandaar dat de tweede serie wedstrijden die op 25 augustus 1889 plaats vonden ‘op dezelfde baan’, door het in Den Haag uitgegeven ‘Sportblad’ (een weekblad met onder andere Pim Mulier in de redactie), groots werden aangekondigd en aanbevolen. Of was het misschien om de ‘prijzenpot’? Want die loog er niet om.

Kunstvoorwerpen
De grote lokker was van de Lithse wielerwedstrijd in 1889 was ‘een massief gouden medaille’, ter beschikking gesteld door de beschermheer. Daarnaast waren er 3 verguld zilveren, 3 zilveren en 3 bronzen medailles te winnen en een hele serie ‘kunstvoorwerpen, grootendeels uitgeloofd door de kunstlievende leden der club’.
Voor wie niet wist waar Lith lag en voor ‘de mededingers welke per spoor komen’ was in de aankondiging aangegeven wat de afstand naar Lith was vanaf de stations in Oss, Tiel, Zaltbommel, Den Bosch en Nijmegen. En er werd gemeld dat Lith verder via goede ‘grintwegen’ te bereiken was.
De Lithse wedstrijd, gehouden volgens de officiële reglementen van de A.N.W.B. (toen inderdaad alleen nog voor Wielrijders), trok deelnemers uit het hele land. En niet de minsten want de coureurs E. Stroethoff uit Amsterdam en baron T. van Heemstra uit Deventer bijvoorbeeld, behoorden tot de landelijke top. Maar de plaatselijke coryfeeën lieten zich door deze ‘groote kanonnen’ niet aftroeven.

Fraude
Volgens het wedstrijdreglement mochten ‘de machines’ niet lichter zijn dan 17 kilo en om te zorgen dat er geen fraude werd gepleegd met slechts tijdelijk aangebrachte ‘kunstmatige verzwaringen’, was bepaald dat ‘de rijwielen der winners’ onmiddellijk na het finishen gewogen werden. Voor de ‘winners’ zelf bestond toen nog geen controle. Maar onregelmatigheden van welke soort ook, deden zich in Lith niet voor in 1889.
Er waren vijf wedstrijden: een voor nieuwelingen (over 10 km.), de hoofdwedstrijd voor ‘seniores’ (15 km.), een clubwedstrijd (5 km.), een record-race (een tijdrit over 5 km.) en een wedstrijd met hindernissen waarbij 400 meter moest worden afgelegd.

Sportief
Bij de nieuwelingen won J.C. van Mourik uit Lith nadat hij de afstand van 10 kilometer had afgelegd in 24 minuten. Daarmee was hij één minuut sneller dan de nummer 2, A. van de Ende uit Rotterdam. Bij de ‘seniores’ ging de eerste prijs en daarmee de fel begeerde ‘massief gouden medaille’ naar J. Wackwitz uit Zandvoort (32 min.). Stroethof uit Amsterdam werd derde, 35 meter achter de winnaar. De clubwedstrijd werd gewonnen door A. van Mourik uit Lith die ook de tijdrit won (5 km. in 12 min. 30 sec.).
Het ging er uitermate sportief toe bij de wielerelite van die tijd. Weliswaar was bij de clubwedstrijd E. Stroethoff ‘slechts’ als vierde ge‰indigd omdat hij ‘den weg was afgesneden’ door baron van Heemstra uit Deventer maar deze was ‘na reclame’ terstond vrijwillig bereid zijn derde prijs af te staan aan Stroethoff. Maar dat moest er dan wel in de krant bijgezet worden…
De beste Lithse deelnemers bij de hindernisrace kwamen niet verder dan een derde en vierde plaats. Als deze pechvogels, A. van Mourik en G. van Brug, honderd jaar later hadden geleefd, hadden ze nog kunnen mee-oefenen met de KPJ op de bak- en transportfiets. En dan hadden de Lithse wielrenners ook dit onderdeel zeker gewonnen.